PETER SCHAT 1935 - 2003

1935

Peter Schat wordt op 5 juni geboren in Utrecht.

1953 - 1956
Na de HBS gaat Schat naar het Utrechts conservatorium om piano te studeren bij Jaap Callenbach. Aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag studeert hij theorie en compositie bij Kees van Baaren. Bij de laatstgenoemde maakt Schat intensief kennis met het werk van Arnold Schönberg, Alban Berg, Anton Webern en met de reeksentechniek. Schat debuteert met 'Passacaglia en Fuga' voor orgel bij de Gaudeamus Muziekweek 1954. De jaarlijks terugkerende muziekweken van Stichting Gaudeamus bieden hem de mogelijkheid zijn werk uit te voeren en bekendheid te krijgen. Later noemt Schat zijn 'Passacaglia en Fuga' met milde spot "goed gristelijk". Een criticus meent de invloed van Arnold Schönberg te horen, maar Schat ontkent dit. Na deze opmerking schrijft Schat wel in dodecafonische stijl (twaalftoonstechniek) een strijkkwartet. Dit is het begin van Schats fase waarin de reeksentechniek een hulpmiddel is bij het componeren. Op deze fase volgt overigens nooit een volledige 'bekering' tot het serialisme. Tijdens de Gaudeamus Muziekweek 1956 wordt het 'Strijkkwartet' (1954) uitgevoerd. Later verschijnt een deel van dit strijkkwartet tezamen met een nieuw deel: 'Introductie en Adagio in oude stijl'.

1957
'Septet' gaat in première; het werk wordt bekroond met de AVRO-prijs. Schat laat de gevoelsbeladenheid van de laatromantiek hierin achter zich. Hierin volgt hij het pad van serialisten als Pierre Boulez, Karlheinz Stockhausen en György Ligeti. Hij rondt zijn pianostudie af met ondermeer Modest Moessorgski's 'Schilderijen van een tentoonstelling' en het 'Derde Pianoconcert' van Ludwig van Beethoven. Zijn ouders, broers en zusters emigreren naar Californië (Verenigde Staten) maar Schat blijft in Nederland omdat hij meent dat alleen in Europa voor hem een leven als componist in het verschiet ligt.

1958 - 1960
Peter Schat ontmoet componist Rudolf Escher. Ze zien elkaar regelmatig en onderhouden een briefwisseling. Persoonlijke bespiegelingen op zowel hedendaagse revolutionaire ontwikkelingen in de muziek (serialisme en elektronische muziek) als op maatschappelijke ontwikkelingen komen hierin aan de orde. Schat verbaast zich steeds meer over het mechanische in Schönbergs composities, wat uiteindelijk leidt tot zijn verwijdering van Escher. Schat zegt later over Escher dat deze "opdroogde in de theorie". Hij schrijft het 'Octet' en draagt haar op aan Kees van Baaren. Voor het eerst biedt Schat, in de voetsporen van Boulez, de uitvoerenden keuze- en improvisatiemogelijkheden. Tijdens de Gaudeamus Muziekweek 1958 ontmoet hij de Engels-Hongaarse componist en pedagoog Mátyás Seiber. Schat vraagt een stipendium aan om zich bij Seiber in Londen te bekwamen in het meer traditionele compositorische handwerk. Tijdens de zomer volgt Schat een zomercursus in Darmstadt waar hij Pierre Boulez ontmoet. Tijdens de Gaudeamus Muziekweek 1959 gaan 'Octet' (1958) en het orkestwerk 'Mozaïeken' (1959) in première. Het laatste stuk omschijft Schat veertig jaar later als "een oefening, een verkenning van de reeksentechniek" en "Webern-achtig". In oktober van dit jaar vertrekt Peter Schat naar Londen, naar Mátyás Seiber. Hij studeert hier voornamelijk contrapunt. In Londen krijgt hij de smaak van het muziektheater te pakken. "Opera is mieters", schrijft Schat aan Escher. Het duurt evenwel nog jaren eer hij zijn eerste opera presenteert. Wel componeert Schat in Londen 'Cryptogamen', een liederencyclus op vijf esoterische gedichten uit de bundel 'Stof' van Gerrit Achterberg. In Londen schrijft Schat tevens 'The Fall' (1960). Dit werk voor zestien stemmen gebruikt fragmenten uit 'Finnegans Wake' van James Joyce. In hetzelfde jaar ontmoet hij Pierre Boulez op de Musikhochschule in Bazel. Van Boulez hoopt hij "muzikaal consequent te leren denken". Ondanks Schats tirades tegen de "dorre woestijn" van de serialisten, ontwikkelt hij een totaal-serialistisch idioom.

1961
Ter gelegenheid van het muziekfestival van Donaueschingen schrijft Schat het ensemblestuk 'Entelechie I'. De enigszins agressief aandoende 'deelstructuren', 'klankschaduwen' en 'retrospectieve en anticiperende citaten' ontberen voor het oor ieder melodisch aanknopingspunt. "Het was in feite huiswerk", zegt Schat jaren later. 'Entelechie II' (scènes voor elf musici, mezzosopraan en ensemble) schrijft hij daarna in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, op teksten van Bert Schierbeek. In Bazel componeert Schat het introverte 'Signalement' voor 6 slagwerkers en 3 contrabassen, waarover hij zegt: "Gelijk kinderen met zand spelen, speel ik met deze klanken, en bouw er heuvels van schone troosteloosheid mee op". Steeds duidelijker blijkt dat hij zich bij de 'tonen-tellerij' van Boulez niet thuis voelt. Op zoek naar nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden raakt Schat vluchtig betrokken bij Mood Egineering Society (MES) van Willem de Ridder, een gezelschap dat met multimediale projecten een brug probeert te slaan tussen beeldende kunst, muziek en theater.

1962
Op verzoek van de Nederlandse natuurkundige Adriaan Daniël Fokker schrijft Schat 'Collages' (voor 31 toons orgel). Fokker is een enthousiast pleitbezorger van het 17e-eeuwse, door Christiaan Huygens ontworpen 31-toonsysteem. Schat laat dit systeem echter spoedig achter zich en verbreekt het contact met Fokker na een conflict over de merites van de seriële muziek. Voor 'Entelechie II' ontvangt Schat de 2e prijs van de International Composers Competition in Italië.

1963 - 1965
In deze periode werkt Schat aan het multidisciplinaire 'Labyrint' - een 'multimediaal braniestuk', door Schat omschreven als een "soort opera". Het libretto van Lodewijk de Boer is gebaseerd op Louis Paul Boons 'De paradijsvogel' en geeft drie aspecten van de vrouw weer: de ideologische vrouw wordt door de muzikale laag vertolkt, de alledaags-reële vrouw met toneelspel en de lichamelijke vrouw door gefilmde passages. 'Labyrint' bestaat in feite uit deel-composities die als afzonderlijke werken kunnen worden uitgevoerd.

1967
In opdracht van het Nederlands Blazersensemble schrijft Schat 'Clockwise and Anti Clockwise'. Het thema van dit stuk is de tijd. Het ensemble, opgesplitst in 5 groepen, speelt zonder partituur. Wel zijn er partijen voor de afzonderlijke groepen: fluiten, klarinetten, fagotten, hobo's en hoorns. In september is Peter Schat betrokken bij de oprichting van STEIM, een onderzoekslaboratorium en ontwikkelingscentrum voor live elektro-instrumentale muziek in Amsterdam.

1968
Peter Schat schrijft 'On Escalation', ter nagedachtenis van Che Guevara. Over dit openlijk politieke werk zegt Schat later: "Het is een communistisch stuk. De musici nemen de macht over van de dirigent". Bij de première in het Amsterdamse Theater Carré vormt de politie een kordon van 200 man rond dit theater om rellen te voorkomen. In het kader van zijn kortstondige flirt met het communisme bezoekt Schat met onder anderen Harry Mulisch een Cultureel Congres op Cuba.


 

ANATHEMA opus 19 (Lucas Jussen, 2 Februari 2013)

1969
Schat schrijft het pianowerk 'Anathema'. In dit stuk confronteert hij seriële met tonale elementen zonder dat ze elkaar uitsluiten: een atonaal begin staat tegenover een Brahms-achtig 'espressivo molto'. Schat omschrijft dit stuk als "de overgang naar een schrijfwijze waarin 'dissonantie' en 'consonantie' volledig zijn geïntegreerd". De titel (Vervloeking) verwijst, aldus Schat, naar "het taboe van de seriële muziek op de melodie". Tezelfdertijd componeert hij voor Frans Brüggen 'Hypothema' voor tenorblokfluit en tape. Samen met Louis Andriessen, Jan van Vlijmen, Reinbert de Leeuw en Misha Mengelberg componeert hij het grootse, happening-achtige muziektheaterwerk 'Reconstructie' - een hommage aan Che Guevara en een manifest tegen onderdrukking en imperialisme. Het werk beleeft een roerige première tijdens het Holland Festival. In november vormen de Reconstructie-componisten de voorhoede van de Notenkrakersactie: uit protest tegen het artistiek beleid van het Concertgebouworkest verstoren zij met knijpkikkers een concert onder leiding van Bernard Haitink in Amsterdam. Ze eisen binnen het concertaanbod meer aandacht voor avantgarde-muziek.


 

'Thema' hobo-solo, gitaren, orgel en blazers, Op. 21
Han de Vries, oboe, Netherlands Wind Ensemble

 

1970 - 1973
Peter Schat componeert 'Thema' voor hobosolo, gitaren, orgel en blazers. Dit stuk, geïnspireerd op het nummer van James Brown 'I feel allright', omarmt de fysieke directheid van de popmuziek. Waarmee het zich tevens afzet tegen het abstracte van het serialisme. Hij schrijft 'To you' (1972) op tekst van Adrian Mitchell. Hierin drukt Schat naar eigen zeggen uit: "het dilemma van de eeuw: de keus tussen genot en kritiek". In 1973 ontvangt hij de Matthijs Vermeulenprijs voor 'To You'.


Canto General

1974
Ter nagedachtenis aan Salvador Allende schrijft Schat 'Canto General', een werk dat vooruitloopt op de latere Toonklok. De tekst van Pablo Neruda drukt geloof in een betere wereld uit, terwijl in Schats muziek geen hoop of verwachting doorklinkt. Hij wordt docent compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

1975 - 1976
Schat schrijft de circus-opera 'Houdini'. Het hoofdpersonage, de boeienkoning, anti-occultist en volksheld Harry Houdini, staat model voor de mens die zich op zijn eigen kracht en condities uit zijn boeien kan bevrijden.

1977
'Kind en Kraai', een liederencyclus op teksten van Harry Mulisch, heeft een duidelijke verwantschap met de beroemde liederencycli van Franz Schubert, Robert Schumann en Arnold Schönberg, of althans met "datgene wat eens een liederencyclus was", aldus Schat. In het lied 'Vergezicht' klinkt een ritmische verwijzing door naar 'Das ist ein Flöten und Geigen' uit Schumanns 'Dichterliebe. Schat draagt 'Kind en Kraai' op aan zijn zoon Sebastiaan. De opera 'Houdini' gaat op 29 september in première in Theater Carré in Amsterdam.

1978
Schat voltooit zijn 'Symfonie no. 1', waarmee hij zich definitief verzoent met het Concertgebouworkest. Critici beschuldigen hem van verraad. Maar in de lijn van Schats toenemende belangstelling voor de westerse muziektraditie is deze kritiek onterecht (Bas van Putten, 2005). Als vormmodel dient de Weense symfonie. Maar meer nog is er een gelijkenis waar te nemen met Schats 'Septet' uit 1957, waarin hij een synthese tussen Schönbergs twaalftoonstechniek en de Weens-klassieke sonatevorm nastreeft.

1979 - 1980
Peter Schat ontdekt dat met de 12 tonen binnen het octaaf precies 12 drieklanken (oftewel 12 combinaties van 3 tonen) kunnen worden gemaakt. Schat noemt de 12 drieklanken 'uren', het geheel: De Toonklok. 'De Toonklok' is een hulpmiddel bij het doorzien van de relaties tussen de verschillende tonen van ons toonstelsel. De opera 'Houdini' (1976) beleeft op 2 augustus zijn Amerikaanse première in Aspen. Op 2 februari 1980 gaat de opera in reprise in Theater Carré; Schat maakt nu deel uit van het opera-establishment. Hij componeert 'Aap verslaat de Knekelgeest' aan de hand van een 17e-eeuws Chinees beeldverhaal, waarin de sprookjesfiguur Aap de strijd aanbindt met de demon Knekelgeest. De première van de 'strip opera', voor solisten, ensemble, mimespelers en acrobaten, wordt met groot succes ontvangen op het Holland Festival 1980. Op dezelfde dag wordt de opera bekroond met de 2e prijs van het Carl Maria von Webercompositieconcours in Dresden.

1981
Schat schrijft 'Polonaise' voor piano, in opdracht van de Nederlandse regering. Hij draagt het werk op aan zijn vader: "die mij de liefde voor het pianospel bijbracht, zijn gezin in het verzet tegen de nazi's riskeerde, en 's avonds Chopin speelde". Het stuk is een klassiek voorbeeld van muziek over muziek. Inspiratie put Schat uit de arbeidersstaking op de Leninwerf van Gdansk in 1980.

1982 - 1983
Peter Schat ontvangt de Fontein Tuinhout-prijs voor de opera 'Aap verslaat de Knekelgeest' (1980). Hij neemt afscheid als docent compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Zijn 'Symphony II' draagt hij op aan de stad Rotterdam, de geboorteplaats van zijn vriendin Marina Schapers die in 1981 tijdens een vakantie in Griekenland verongelukte.

1984
Schat componeert 'Serenade' voor strijkers, ('een instrumentale balkonscène') dat wordt uitgevoerd tijdens het Holland Festival. Daarnaast componeert hij 'Adem' voor het Nederlands Kamerkoor, op een tekst die werd aangetroffen in een 3300 jaar oud Egyptisch koningsgraf. Het boek 'De Toonklok', een bundel essays en interviews, verschijnt bij Meulenhoff/Landshoff.

1987
In zijn compositie 'De Toonklok' (voor een speelautomaat) laat Schat de twaalf 'uren' van de toonklok voorbij komen. Het werkt verwijst naar Bachs 'Das wohltemperierte Klavier', waar alle 24 toonsoorten van het tonale systeem worden gebruikt.

1988
Voor het Leonard Bernstein-festival in Tanglewood componeert Peter Schat het lied 'For Lenny', op tekst van de (zowel door Schat als Bernstein gewaardeerde) Griekse dichter Konstantinos Kavafis. Het lied bevat een klein citaatje uit Bernsteins song 'I feel pretty'. Bij Meulenhoff/Landshoff verschijnt zijn boek 'De wereld chromatisch; een muzikaal reisverslag'.

1989
In opdracht van de Nationale Opera in Brussel componeert Peter Schat de opera 'Symposion', op een libretto van Gerrit Komrij. Belangrijkste inspiratiebron voor deze opera is de biografie van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski van de Amerikaanse musicologe Alexandra Orlova uit 1981. Hierin betoogt zij dat Tsjaikovski door een geheim tribunaal veroordeeld werd een glas met cholera besmet water te drinken, omdat zijn homosexualiteit door adellijke kringen niet kon worden getolereerd. Van 3 tot 12 april vindt er in Groningen een festival plaats rondom Schat onder de titel: 'Schat in Groningen', met concerten en lezingen over en door Peter Schat.

1990 - 1991
Schat schrijft 'De Hemel' (12 symfonische variaties voor orkest). Hiervoor ontvangt hij de Joost van den Vondelprijs van de Westfälische Wilhelms-Universität Münster. Hij draagt dit werk op 'aan de martelaren van de democratie op het Plein van de Hemelse Vrede' in Peking. In dit werk passeren alle 'uren' van de Toonklok de revue. De première is op 21 juni tijdens het Holland Festival 1991.

1992
Voor pianist Jean-Ives Thibaudet componeert Schat 'Etudes' voor piano en orkest. De correspondentie tussen Peter Schat en Rudolf Escher verschijnt in boekvorm (Zutphen, Walburg Pers).

1994
Als reactie op "de toenemende etnische spanningen in de wereld en de daaruit voortvloeiende oorlogsdreiging" componeert Schat 'Alarm' voor beiaard en luidklokken, gebaseerd op Jan Pzn. Sweelincks variaties over het volksliedje 'Est-ce Mars le grand Dieu des Alarmes que je voy'. De première van de opera 'Symposion' (1989) vindt plaats op 29 april in het door Schat verfoeide Amsterdamse Muziektheater.

1995
In 'Een Indisch requiem', voor tenor, koor en orkest, geeft Schat voormalig Nederlands-Indië een stem. Hij maakt gebruik van teksten van de Indonesische vrijheidsstrijder en nationalist Tan Malaka, de dichter Jan Eijkelboom en de essayist Rudy Kousbroek. Peter Schat geeft in de Verenigde Staten lezingen over zijn werk op het William Paterson State College, de Princeton University, de Rutgers State University en in het New Jersey State Museum.

1997
Voor het Noord Nederlands Orkest componeert Schat 'The Food of Love (op gedichten van Ida Gerhardt, Lucebert en William Shakespeare). Na de succesvolle Amerikaanse première van 'De hemel' (1990) door het Saint Louis Symphony Orchestra onder leiding van Hans Vonk schrijft hij 'Arch Music for St. Louis', geïnspireerd op Gateway Arch, het 200 meter hoge, boogvormige monument dat de poort naar het 'Wilde Westen' symboliseert. 

1999
Schat voltooit zijn 'Derde Symfonie' (Gamelansymfonie). Hierin wordt een traditioneel symfonieorkest uitgebreid met 7 metallofonen uit de Indonesische gamelantraditie. "Bij het componeren moest ik denken aan de ontmoeting met Tane Mahutu, de God van het woud, een tweeduizend jaar oude boom midden in dat bos, waar een mooi plankier omheen is getimmerd zodat je niet op zijn wortels trapt. Uit eerbied begin je daarvan te fluisteren. De twaalf pauken geven iets weer van die overweldigende boomervaring", aldus Schat. Door Donemus wordt 'Het componeren van De hemel' uitgegeven, een essaybundel met bespiegelingen over natuur, religie en politiek. Precies 10 jaar na de val van de Berlijnse muur componeert Schat 'The Wallpeckers' (De Muurspechten), een toccata voor orkest.

2000 - 2001
Schat componeert 'Rondgang' voor kamerorkest en maakt een bewerking van 'To Whom' - uit 'Het vijfde seizoen' (1973) - op een tekst van Adrian Mitchell over de Amerikaanse invasie in Vietnam. Hoewel de politieke realiteit 180 graden is gekeerd, is de regel van de dichter overeind gebleven, aldus Schat. "Destijds ging het over de oorlog van de imperialisten, nu gaat het over de leugens van het communistisch regime". Tijdens het Holland Festival gaat 'Triptiek voor onze tijd' in première, een drieluik van drie oudere composities (Indisch requiem, Etudes, De hemel). Het werk verwijst naar de politieke gebeurtenissen, respectievelijk: de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, de val van de Berlijnse Muur en het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede. In 2001 voltooit hij het in 1990 begonnen 'Lenteconcert' voor fluit en orkest.

2003
Peter Schat overlijdt op 3 februari in zijn woonplaats Amsterdam.